Eind jaren ‘80 werd het enkel gefluisterd: “Er is een meisje verkracht”. Op een andere manier kwamen we het niet te weten. Het was op dat moment mijn grootste nachtmerrie. Ik bad tot een God waar ik niet echt in geloofde dat het mij nooit zou overkomen. Voor zover ik weet met mijn bewuste brein, is het gelukkig ook nooit gebeurd. Het geweld, de pijn en de onmacht die ik mij erbij voorstelde, deden me gruwelen.
Grensoverschrijdend gedrag – een term die toen nog niet bestond voor acties die er al wel waren – heb ik wel meermaals ervaren. Blijkbaar was de impact ervan groot genoeg om ze weg te duwen uit het bewuste deel van mijn hersenen. Het is pas een twaalftal jaar geleden dat de herinneringen plots begonnen terug te keren. De eerste, en vermoedelijk ook meest impactvolle, keer was bij de scouts. Ik was een jaar of 15. We gingen op wandelweekend met rugzak en tent, om ons voor te bereiden op de trektocht door het Lake District die we die zomer zouden maken. Het maandverband dat we onder de schouderriemen van onze rugzak hadden gestoken, hielp niet veel. ’s Avonds hadden we dan ook overal pijn. ‘Gelukkig’ hadden we een leider die voor kinesist studeerde. Hij stelde voor dat we één voor één naar zijn tent zouden komen voor een massage. Op dat moment in mijn leven kende ik het concept van alarmbellen die afgaan nog niet. En zeker niet bij de scouts, de plaats waar ik mij veilig voelde. Toen het mijn beurt was, ging ik dan ook gewillig op mijn buik liggen op het matje van de leider. Hij schortte mijn T-shirt omhoog ‘om beter te kunnen masseren’. Helemaal op mijn gemak was ik niet, zo met een blote rug, maar ik suste mezelf dat het maar een rug was, en dat dat heel gewoon was voor iemand die kinesitherapie studeerde. De kinesist-in-wording (die zijn diploma gelukkig nooit gehaald heeft) wreef krachtig over mijn rug en schouders. Ik probeerde me te ontspannen. Tot zijn handen afweken naar de zijkant van mijn rug en ik plots bewegingen voelde aan de zijkant van mijn voorkant. Die zachte kant van mezelf waar hij niets te zoeken had. Hoe de bewuste massage afgerond is, weet ik niet meer. Ben ik opgestaan? Ben ik braaf blijven liggen tot hij zei dat het klaar was? Geen idee. Dat is verdwenen in de nevelen van mijn geheugen. Dertig jaar later voel ik enkel nog de beweging van die handen. En mijn ontzetting. Nadien nam ik een andere leider in vertrouwen, een vriend. Ik vertelde hem wat er gebeurd was. Hij ging de leider aanspreken. Niet veel later kwam hij terug, het ongemak was van zijn gezicht af te lezen. En nog meer dan de daad, waren het de woorden die ervoor zorgden dat ik gedurende alle jaren die zouden volgen, hyper-zelfbewust zou zijn van mezelf en van de signalen die ik mogelijk zou kunnen uitzenden. ‘Ja Sofie…. (aarzelend)… hij zegt dat jij dat eigenlijk zelf wil, maar dat je dat nog niet weet.’
Woorden zijn een krachtig wapen. Vergeet dat nooit.
De tweede keer was enkele jaren later, op kot. Eén van mijn kotgenoten had een vriend die al werkte, en die vaak bij ons was. Zelfs al zat zijn lief naast hem, ik merkte meer dan eens zijn schalkse blikken op. Hij plaagde me vaak – met woorden -, maar dat kon ik aan. Na een uitgelaten avond met gezelschapsspellen op de kamer van een kotgenoot, hielp hij me om een stoel terug naar mijn kamer te brengen. Plots, uit het niets, duwde hij me achterover op mijn bed en ging op mij liggen. Met zijn handen duwde hij mijn armen neer, met zijn knieën mijn benen. Hij was een grote, struise man. Ik kon geen kant op. Ik begon te roepen dat hij van mij af moest gaan. Dat ik dit niet wilde. Hij grijnsde. ‘Vind je dit niet leuk misschien?’ Ik bleef roepen, tot hij van me afging en de kamer uit stapte. Totaal ontzet ging ik die avond naar een andere kotgenoot, die een goede vriend was van de man. Ik deed mijn verhaal en – ik had het kunnen weten – hetzelfde scenario speelde zich af. De dag nadien ging ik mijn antwoord halen en zag ik dezelfde uitdrukking van tussen twee vuren zitten als die keer bij de scoutsleider. ‘Tja Sofie, hij zei dat dat maar om te lachen was. En dat jij dat leuk vond.’ Ik kan je verzekeren dat ik nog geen seconde gelachen heb met dit voorval. Het gewicht van de man en het machteloze gevoel geen vin te kunnen verroeren, kan ik zo oproepen. En ook hier nam ik het lichamelijke gevoel én de woorden mee.
Ik borg het verhaal op bij het andere en zweeg. Mijn conclusie was simpel: ik doe iets waar ik mij niet bewust van ben. Ik zend signalen uit die mannen anders oppakken dan dat ik het bedoeld heb.
Het resultaat was, en is, dat ik me uitermate bewust ben van mezelf en mijn lichaam. Nooit zal ik een rok aandoen die te kort is, nooit een halsuitsnijding die te diep gaat. Onlangs nog maakte ik me klaar om naar een feest te gaan. Het was mooi weer en ik had een jurk van vorige lente uit de kast gepakt. Dat ik enkele kilo’s verdikt was, wist ik al. Toen ik naar beneden keek, zag ik een streep. Wat de Engelsen al dan niet subtiel een ‘cleavage’ noemen. De jurk vloog uit en werd ingewisseld voor een variant die hoger sloot. In de eerste plaats voor mezelf. Als ik iets aanheb dat te diep valt of te hoog eindigt, ben ik de hele tijd op mijn ongemak. Niet dus.
Ik weet welke rokken en jurken naar boven kruipen als ik fiets of auto rijd, en welke ik dus niet aandoe als ik mij moet verplaatsen met een man naast mij. En als het per ongeluk toch gebeurt, ben ik mij er de hele tijd pijnlijk bewust van.
Ik weet dat ik niet te lang in de ogen van mannen mag kijken en niet te veel persoonlijke vragen mag stellen, ook al ben ik benieuwd naar hun verhaal.
Ik weet welke woorden ik beter niet gebruik in conversaties met mannen. Zo zeg ik ‘verstarren’ in plaats van ‘verstijven’, ‘kat’ in plaats van ‘poes’ en ‘voldoeninggevend’ in plaats van ‘bevredigend’.
Zo ver gaat het.
Alles wel beschouwd is dat toch niet erg, zou je kunnen opwerpen. Een beetje zelfbewust zijn, kan toch geen kwaad? En toch, het bepaalt mijn handelen, mijn denken en mijn spreken.
Ik zie veel mensen graag, mannen en vrouwen. Het verschil zit in de manier waarop ik het uit. Vriendinnen knuffel ik vol overgave. Dan staan we lijf aan lijf en voelen we elkaar van de knieën tot de schouders. Als ik tegenover een vrouw zit, houdt niets mij tegen om haar in de ogen te kijken, mij te laten ontroeren, haar hand vast te pakken en te zeggen dat ik haar graag zie. Bij vrienden is dat anders. Een knuffel gebeurt bewuster, met een subtiele luchtlaag van enkele millimeters tussen onze lichamen. Ik zal nooit de hand van een vriend vastpakken bij een gesprek, of zeggen dat ik hem graag zie (ook al is dat wel zo). Bij een man blijft mijn radar aanstaan. Altijd.
De oplossing om grensoverschrijdend gedrag de wereld uit te helpen, is simpel – als concept. Als elke mens respect opbrengt voor zichzelf en verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen noden, behoeften en ontwikkeling, dan zullen mensen elkaar niet meer gebruiken. Als je nood hebt aan een lief woord, aandacht, een knuffel of een aanraking, probeer dan te bekijken hoe je die nood kan vervullen, zonder over de grens van een andere persoon te gaan.
Hoe ik zelf omging met een grote nood aan warmte en omarming, lees je in mijn blogtekst ‘De hunkering‘. Van die avond zijn enkel mooie herinneringen gebleven, bij mij en bij de jongen in kwestie. Toen ik ons verhaal enkele jaren geleden op mijn blog wilde zetten, zocht ik eerst contact met de jongen. Op kousenvoeten stuurde ik hem een bericht om te vragen of hij zich die avond nog herinnerde, en of hij het oké vond dat ik de tekst publiceerde. Ook al was zijn naam geanonimiseerd, toch wilde ik hem toestemming vragen. Het was tenslotte een gedeelde ervaring. We wisselden enkele e-mails uit die me verwarmden en sterkten in mijn overtuiging dat het aan elk van ons is om verantwoordelijkheid te nemen voor onze eigen gedachten, woorden en daden.
In de praktijk is deze simpele oplossing heel wat minder eenvoudig. Want wat gebeurt er met slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag? Ze zoeken de oorzaak bij zichzelf en besluiten dat ze niet goed genoeg zijn, dat het gebeurd is omdat ze slecht zijn of niets voorstellen. Per definitie is het dus moeilijk voor slachtoffers om hun eigen persoonlijke ontwikkeling in handen te nemen, want het is verloren moeite. Waarom tijd, energie of geld steken in jezelf als je het toch niet waard bent? En zo worden slachtoffers heel vaak daders. Ze vinden dat ze recht hebben op aandacht, liefde of fysiek contact. Ze verhuizen van de ene kant naar de andere, en gaan opeisen wat ze zelf ooit onder dwang hebben moeten geven. Te beseffen dat dit mechanisme speelt, stemt me weinig hoopvol.
En toch blijf ik geloven. Dat we als ouders kunnen blijven het goede voorbeeld geven, door onszelf, onze kinderen, onze partner en de andere mensen in ons leven met respect te behandelen. Door in alle omstandigheden de lichamelijke integriteit van de andere te respecteren. Ook al ben je boos, moe, hongerig of eenzaam. Door in te zien dat niets ons toe komt, dat er niets is waar we recht op zouden hebben. Door onze kinderen te leren dat geen enkele mens gelijk is. Dat ieder uniek is. En dat je dat enkel kan zien als je fysiek, mentaal en emotioneel bij jezelf blijft en met een open blik te ander tegemoet treedt. Dan is er plaats voor een ware ontmoeting. Van mens tot mens, binnen de grenzen die elk voor zich heeft.